Ook al ben ik hoofdzakelijk een generalist (zie de pagina matching the match) en beperk ik mij tot een zeer klein aantal patronen, toch wil ik enige aandacht besteden aan het insectenleven in en rond de rivieren en beken van het Europese middelgebergte. Al was het maar dat enige kennis over het insectenleven absoluut tot het gereedschap van de vliegvisser moet behoren. En per slot van rekening zijn er grote groepen vliegvissers die wél graag het natuurlijk insect in vorm willen nabootsen. De tekst en tekeningen zijn van de hand van Paul Blokdijk, voormalig hoofdredacteur van het VNV -ledenblad De Nederlandse Vliegvisser.

Waarom zou je er woorden aan vuil maken? Wanneer je aan de rivier staat, kun je overal zien wat er op dat moment onder, op en boven water kruipt en vliegt! Want dat is altijd het verstandigste wat je kunt doen: goed kijken. En niet alleen naar kringen en schimmen onder water, maar ook naar wat erboven vliegt, op drijft en wat er op de stenen onder water zit en wriemelt.

Maar het bloed gaat waar het niet kruipen kan en je wilt je een beetje voorbereiden, thuis. Daarom toch maar wat over het insectenleven in de rivieren van het middelgebergte.

eendagsvliegen of haften
Van de eendagsvliegen leven veel soorten in de op de website behandelde riviertjes, maar één springt er in ieder geval echt uit: de meivlieg (Ephemera danica en Ephemera vulgata). Ze komen er nog volop voor en daar vliegen ze meestal, anders dan hun naam doet vermoeden, in de eerste twee weken van juni uit. Door de wisselende weersomstandigheden, bijvoorbeeld een erg warm of koud voorjaar, kan het tijdstip van uitvliegen sterk variëren. De nimfen van deze insecten zijn gravers, zodat je daar niet mee hoeft te vissen. Maar de ‘dun’ is een must, omdat alle vissen, ook de grootste, naar deze forse meivliegen stijgen. In de vleugels zitten zwarte vlekjes, daaraan kun je ze goed herkennen. Maar de grootte van deze vliegers met de lange staarten (soms wel 2,5 centimeter) is voor velen voldoende om ze makkelijk te herkennen.

In dezelfde tijd vliegen ook de gele meivliegen (Heptagenia sulphurea) uit. Met een heldergeel lijfje en vleugels ter grootte van een haak 12 tot 14. De nimfen horen bij de steenklevers en hebben een olijfbruin lijfje. Tot zover de makkelijk herkenbare.

De Baetidae zijn kleinere eendagsvliegen, waarvan de nimfen snelle zwemmers zijn, waarbij een haak 14 tot 16 hoort. De kleuren zijn over het algemeen aan de donkere kant, variërend tussen grijsgroen en bruingroen. Een goede imitatie van de meeste duns is de Olive met een grijs vleugeltje, een bruin- tot grijs-groen lijfje en een dunkleurige hackle, op haken 14 tot 18. De diverse soorten vliegen in het voorjaar, zomer of vroege herfst uit. Twee soorten: de pale watery olive en de small spurwing zijn wat lichter van kleur met lichtbruine lijfjes en lichtgrijze vleugels. Ze vliegen voornamelijk in de zomermaanden uit, vroeg in de morgen of later in de avond.

De BWO (Blue Winged Olive) (Ephemerella ignita) vliegt uit van juni tot oktober, meestal in de middag en avond. De nimfen zijn kruipers over de bodem en tussen de waterplanten en worden goed geïmiteerd met de pheasant tail nimf. De grootte varieert tussen de haakmaat 14 en 18 en de dun heeft blauwgrijze vleugels, een heldergroen/bruin lijfje of een bruin-oranje lijfje met een dunkleurige hackle.

Von Bredow heeft in zijn boek ‘Das große Buch vom Fliegenbinden’ een aantal groepen eendagsvliegen onderscheiden, waarvan ik de uitvliegtijden nog eens heb opgezocht. Je kunt het volgende tabelletje gebruiken met grootte, kleuren en uitvliegtijden. Daarbij is M = maart, A = april, etc.

SUBIMAGO’S OF DUNSHAAKLIJFVLEUGELM A M J J A S O
groot bruin10 – 12bruin / olivedonkergrijs– – M J – – – –
medium light12 – 14geel / cremegeel / lichtgrijs– – M J – A S –
medium olive14 – 16geel / olivemiddelgrijsM A M J J A S O
klein bruin16 – 20bruin / olivegeelbruin / grijs– A M J – – S –
klein grijsblauw16 – 18donker olive / grijsdonkergrijs– – M J J A S –
klein licht16 – 20wit / licht geelwit / licht / mediumgrijs– – M J J A – –

Schietmotten en kokerjuffers
Misschien zijn ze in ons wereldje beter bekend onder de naam sedge. Het insect met het dakje over het achterlichaam en de heel lange antennes speelt ook in de Duitse rivieren een belangrijke rol. Nu zijn er schietmotten waarvan de larven in een kokertje leven (vandaar de naam kokerjuffer) en ook schietmotten waarvan de larven alleen tijdens de verpopping in een kokertje huizen. Beide typen komen vaak gelijktijdig voor en van elk type weer een flink aantal soorten. En daardoor kun je het hele seizoen uitvliegende schietmoten verwachten, in verschillende kleuren en maten.

kokerjuffers
De kokerloze kokerjuffers, die er uitzien als rupsjes, leven tussen de stenen, waar ze ook wel eens wegspoelen en tijdens die driften proberen ze zich weer ergens vast te klampen om weg te kunnen kruipen. Die drift zal vlak over de bodem zijn, zodat imitaties diep gevist moeten worden. Veel van de zogenaamde Tsjechische nimfen zijn imitaties van deze larven. Van de kokerloze kokerjuffers die je kunt verwachten varieert de grootte tussen haakmaat 14 en 22 en die hebben bruingele, crème lijfjes. Alleen de larven van de small red sedge (Tinodes waeneri) zijn helder bruingroen in de grootte 16 – 18. Deze larven verpoppen zich in de maanden juni, juli en augustus, dus daarna zijn er alleen nog maar kleine larfjes en worden deze imitaties minder interessant.

poppen
Na de verpopping zwemmen de poppen naar het wateroppervlak om daar uit hun poppenhuid te kruipen. Voor de nimfvisser is dat een heel interessant moment. De poppen hebben namelijk de ruimte tussen het lijf en de huid met gas gevuld, waardoor het eruitziet als een glimmende luchtbel met een beestje er in. De vissen moet dat opvallen en ze grijpen dan ook wat ze kunnen. De sparkle pupa’s van Gerry La Fontaine zijn prachtige imitaties. Het antronwollen, ruime overlijfje houdt de luchtbel vast en het stroomafwaarts vissen met het regelmatig stoppen van de lijn, waardoor de vlieg omhoogkomt, kan dan heel effectief zijn.

De poppen met hun uitvliegtijden die je kunt verwachten in bijvoorbeeld de Eifel zijn:

KLEUR LIJFVLEUGELHAAKM A M J J A S O
geel bruindonker bruin12 – 14M A M J J A S O
16 – 18– A M J – – – –
groen of olivegrijs10 – 12– – – J J A – –
oranje bruingrijs14 – 16M A M J J A S –
donkerbruindonkerbruin8 – 14– – M J J A S O
16 – 18M A M J J A – –

schietmotten
De volwassen en geslachtsrijpe schietmotten leven wat langer dan de eendagsvliegen: twee tot drie weken. Maar als ze zich opmaken voor hun eerste vlucht of bij het leggen van hun eieren op het water, zijn ze voor de vis bereikbaar. Soms probeert een jonge, overmoedige forel ze uit de lucht te grijpen door een flinke sprong te wagen naar de boven het water dansende schietmot.

Klaus von Bredow maakte ook hiervoor een lijstje met groepen schietmotten die op elkaar lijken en ik zette de uitvliegtijden erbij.

KLEUR LIJFVLEUGELHAAKM A M J J A S O
zeer groot bruingroenbruin8 – 10– – M J J A S O
groot vuilgeelgrauw bruingeel10– – – J J A – –
middelgroot geelbruingrauw bruingeel12 – 14M A M J J A S O
middelgroot bruingrijslicht olivebruin12 – 14– A M J J A S –
middelgroot roodbruindonkerbruin12 – 14– – M J – A S –
klein geelbruingeelbruin16 – 20– – – J J A S –
klein grijs of zwartdonkergrijs16 – 20M A M J – – – –

steenvliegen
Deze vliegen komen alleen in stromend water voor. In Nederland dus alleen in de Grensmaas en de beken in het oosten van ons land en dan alleen nog de kleine, donkere soorten. De larven verpoppen niet, maar vliegen uit, na hun opgroeitijd onder water. Daarbij breken ze uit hun laatste nimfenhuid en krijgen vleugels. Ze dragen die vlak over hun achterlijf en soms zelfs daar omheen gerold. De nimfen hebben twee staartdraden in plaats van de drie van de haftennimfen.

Soms vliegen ze in groten getale uit, zoals de Yellow Sally (Isoperla grammatica), maar meestal zijn het onopvallende hatches, van de kleine zwarte Willow of Needle flies (Euleuctra genaculata en Leuctra fusca). Deze laatste twee kunnen vanaf februari tot oktober de vliegvisser voor raadsels stellen, omdat de vis stijgt, maar je kunt absoluut niet uitmaken waarop. Bij de Yellow Sally kan dat van april tot augustus gebeuren, maar het meest in juni en juli. Haak 14 – 16, met een helder groenbruin lijfje en helder geelgroene vleugels.

De nimfen lijken nogal op die van de haften en de uitvliegers op die van de kokerjuffers, maar een zwart ‘stilborn’ (doodgeboren) steenvliegje kan de redder van de dag zijn. Haak 14 tot 18, lijfje donker bruin, vleugels donkergrijs tot zwart. Iets voor spentgebonden CDC vleugels en met CDC gedubt lijfje?

vlokreeften
Deze kleine garnaalachtigen komen overal voor. Het zijn wel andere soorten dan in onze polders, maar ze lijken er zeker op. Samen met de kokerloze kokerjuffers scharrelen ze tussen de stenen en planten, op zoek naar kleine insectenlarfjes, watervlooien en andere prooien. Zoals alle insecten en kreeftachtigen passen ze hun kleuren aan de omgeving aan. Roze garnaaltjes over de bruine en grijze stenen van de bodems zul je zelden tegenkomen, ondanks de verhalen die ik daar wel eens over heb gelezen. Haken met maat 14 zijn geschikt, of je ze nu recht of in shrimp-model neemt. Een dead drift met wat kleine beweginkjes is een goede manier om het zwemgedrag tijdens de meestal onvrijwillige drift te imiteren. En maak ze zo zwaar dat ze bij de bodem willen blijven, zonder voortdurend vast te raken.

landinsecten
Veel beken uit het middelgebergte lopen langs weilanden en onder bomen door. Dat levert ook veel extra voedsel op voor de vissen. Alles wat aan insecten uit de bomen en het gras valt of komt springen, zal worden verwelkomd. Mieren, sprinkhanen, rupsen, bladluizen, kevers, langpootmuggen en weet ik wat nog meer, kunnen het leuk maken voor de vliegvisser. Het lijkt voor de hand te liggen om de sprinkhanen en de langpootmuggen in de buurt van de weilanden in te zetten en de andere in wat een meer boomrijke omgeving, maar het water brengt alles overal en de vis kan het niet schelen waar het vandaan komt.